Gulle en blijmoedige gevers eren God en zijn tot zegen voor anderen!

Wij willen onze tijd, energie, talenten, geestelijke gaven, financiën en mensen inzetten om het werk van Gods Koninkrijk te kunnen verrichten.

Gen. 14:17-20
17 Toen Abram na zijn overwinning op Kedorlaomer en de andere koningen terugkeerde, kwam de koning van Sodom hem tegemoet in de Sawevallei, de Koningsvallei. 18 En Melchisedek, de koning van Salem, liet brood en wijn brengen. Hij was een priester van God, de Allerhoogste, 19 en sprak een zegen over Abram uit:
‘Gezegend zij Abram door God, de Allerhoogste,
schepper van hemel en aarde.
20 Gezegend zij God, de Allerhoogste:
uw vijanden leverde hij aan u uit.’
Abram gaf aan Melchisedek een tiende van wat hij had heroverd.


Lev. 27:30-33
30 Van de opbrengst van het land, zowel de gewassen op de akkers als de vruchten aan de bomen, is een tiende als heilige gave voor de HEER bestemd. 31 Wanneer iemand een deel van zijn tiende wil afkopen, wordt de afkoopsom met een vijfde vermeerderd. 32 Van runderen, geiten en schapen moet elk tiende dier dat bij de telling de herdersstaf passeert als heilige gave voor de HEER apart gehouden worden. 33 Daarbij mag niet naar kwaliteit gekeken worden en mogen geen dieren worden omgewisseld. Als iemand toch een dier voor een ander omruilt, zijn ze beide heilig: beide vallen ze toe aan de HEER. Deze dieren kunnen ook niet worden vrijgekocht.”’


Spr. 3:9-10
9 Eer de HEER met al je rijkdom,
met het beste van de oogst.
10 Graan zal je voorraadschuren vullen,
je kuipen lopen over van wijn.


Mal. 3:10
10 Stel mij maar eens op de proef – zegt de HEER van de hemelse machten. Breng alle tienden naar mijn voorraadkamer, zodat er voedsel in mijn tempel is, en zie dan of ik niet de sluizen van de hemel voor jullie open en zegen in overvloed op jullie land laat neerdalen.


2 Cor.8
1 Broeders en zusters, wij willen u niet onthouden wat Gods genade tot stand heeft gebracht in de gemeenten van Macedonië: 2 ze zijn door ellende zwaar op de proef gesteld, maar vervuld van een overstelpende vreugde en ondanks hun grote armoede zeer vrijgevig. 3 Ik verzeker u dat ze naar vermogen hebben gegeven, ja, zelfs boven hun vermogen. 4 Uit eigen beweging hebben ze ons dringend verzocht mee te mogen doen aan de collecte, waarmee de heiligen in Jeruzalem zullen worden ondersteund. 5 En ze gaven aanzienlijk meer dan we hadden verwacht: door Gods wil gaven ze zichzelf in de eerste plaats aan de Heer, en vervolgens ook aan ons. 6 We hebben er dan ook bij Titus op aangedrongen dat hij dit goede werk, waarmee hij al bij u begonnen is, voltooit. 7 U blinkt in alles uit: in geloof, in kennis en welsprekendheid, in inzet op elk gebied, in de liefde die wij in u hebben gewekt – blink dus ook uit in dit goede werk. 8 Ik zeg dit niet als een bevel; door op de inzet van anderen te wijzen wil ik nagaan of uw liefde oprecht is. 9 Tenslotte kent u de liefde die onze Heer Jezus Christus heeft gegeven: hij was rijk, maar is omwille van u arm geworden opdat u door zijn armoede rijk zou worden. 10 In uw eigen belang raad ik u het volgende aan. U hebt al een jaar geleden uw goede bedoelingen getoond door met de collecte een begin te maken. 11 Rond deze nu met dezelfde inzet af als waarmee u begonnen bent, dan blijft het niet bij goede bedoelingen. Dus geef naar vermogen. 12 Als u bereid bent mee te doen, wordt niet verwacht dat u geeft van wat u niet hebt, maar van wat u hebt. 13 Het is niet de bedoeling dat u door anderen te helpen zelf in moeilijkheden raakt. Er moet evenwicht zijn. 14 Op dit moment lenigt u met uw overvloed de nood van de heiligen in Jeruzalem, zodat zij later met hun overvloed uw nood kunnen lenigen. Zo is er evenwicht, 15 zoals ook geschreven staat: ‘Hij die meer had, had niet te veel; hij die minder had, had niet te weinig.’
16 Ik dank God dat hij Titus net zo enthousiast over u heeft gemaakt als ik ben. 17 Toen ik hem vroeg opnieuw naar u toe te gaan, bleek dat hij, geestdriftig, daartoe zelf al had besloten. 18 Wij sturen een broeder met hem mee die om zijn werk voor het evangelie door alle gemeenten geprezen wordt. 19 Bovendien is hij door de gemeenten in Macedonië gekozen om met ons mee op reis te gaan en ons te helpen bij dit goede werk, dat wij verrichten ter ere van de Heer en om onze goede bedoelingen te tonen. 20 We willen vermijden dat ons beheer van deze rijke gaven onder verdenking komt te staan, 21 want we proberen niet alleen tegenover de Heer het goede te doen, maar ook tegenover mensen. 22 Verder sturen we een broeder mee wiens inzet we al bij veel gelegenheden hebben leren kennen, maar die zich deze keer door zijn grote vertrouwen in u nog meer wil inspannen. 23 Wat Titus betreft: hij is mijn metgezel en werkt met ons mee ten dienste van u. Wat de twee andere broeders betreft: ze zijn de vertegenwoordigers van de gemeenten in Macedonië en strekken Christus tot eer. 24 Bewijs hun, en daarmee de gemeenten, dat u hen liefhebt en laat zien dat wij terecht zo trots op u zijn.


2 Cor. 9: 6-8
6 Bedenk dit: wie karig zaait, zal karig oogsten; wie overvloedig zaait, zal overvloedig oogsten. 7 Laat ieder zo veel geven als hij zelf besloten heeft, zonder tegenzin of dwang, want God heeft lief wie blijmoedig geeft. 8 God heeft de macht u te overstelpen met al zijn gaven, zodat u altijd en in alle opzichten voldoende voor uzelf hebt en ook nog ruimschoots kunt bijdragen aan allerlei goed werk.