Goed, duidelijk en dienstbaar leiderschap

Terwijl Jezus zelf de Bouwer en Opperherder van Zijn Gemeente is (Mt. 16:18; Hebr. 13:20; 1 Pet. 5:4), heeft Hij een deel van zijn taken aan ‘onderherders’ overgedragen (Joh. 21:15-17; Ef. 4:11). Zij worden ook wel oudsten of opzieners (Tit. 1:6,7) en leiders (Hebr. 13:7, 17,24) genoemd.
In het Nieuwe Testament zien we dat God een bepaalde ordening in zijn gemeente wil, een vorm van besturen die er is om de voortgang van het werk dat Jezus is begonnen zo goed mogelijk te laten plaatsvinden. Bijbels leiderschap is dienend leiderschap.
Ieder plaatselijke gemeente is autonoom en wordt geleid door een team van oudsten. Zij dragen de eindverantwoordelijkheid van de gemeente. Zij worden ondersteund door andere leiders, zoals groepsleiders en jeugdleiders.
Oudsten behoren als ‘vaders’ en met nederig hart de gemeente te leiden (Hand. 28:20; 1Pet. 5:2-4). Zij zijn door God aangewezen om de gemeente te dienen, om als herders de kudde te hoeden, daarover te waken daarvoor te zorgen (Hand. 28:20; 1 Pet. 5:2-4). Zij behoren de gemeente te beschermen, leiden en besturen (1 Tim. 3:5; 5:17) en een voorbeeld zijn (1 Pet. 5:3).

Oudsten behoren volwassen en stabiele mannen te zijn, en in staat anderen te onderwijzen. Ze worden door de Heilige Geest gekozen, gezalfd en aangesteld. Deze roeping wordt door de huidige leiders en gemeente bevestigd. Het is moeilijk om deze taak als 'bijbaantje' te kunnen verrichten. Het is daarom ons streven om deze mannen (uiteindelijk) 'fulltime' in de gemeente vrij te stellen om hun taken zo goed en effectief mogelijk te kunnen verrichten. Oudsten zijn altijd mannen (1 Tim. 3:2), maar omdat man en vrouw één zijn, zijn ze als echtpaar samen betrokken in dit ambt.